IRHA Cat. 1.H: roerzeven
Victor Simon en zijn Passe Vite
De kleine geschiedenis achter een grote klassieker
Benoit Vanhees
Wie naar Belgische uitvinders gevraagd wordt, zal wellicht in eerste instantie denken aan Adolphe Sax (saxofoon), Zenobe Gramme (verbeterde dynamo) of aan Leo Baekeland (geestelijke vader van het bakeliet). Nochtans stond ons land aan de wieg van nog enkele andere uitvindingen, zonder dat veel landgenoten daarbij stilstaan.
Dat geldt ondermeer voor één van die wereldberoemde toestelletjes, die men ooit in miljoenen keukens verspreid op 5 continenten kon aantreffen: de roerzeef (of voedselmolen). Een roerzeef is een simpel maar niettemin uiterst handig apparaatje, waarmee kleine hoeveelheden zachte voedingswaren zoals gekookte tomaten, appelen of aardappelen fijngemalen kunnen worden. Het toestel vormt in zekere zin de brug tussen gewone keukenzeven (vergieten) en de later verschenen elektrische mixers.
Het verhaal achter deze absolute kitchenalia-klassieker groeide uit tot standaard jurisprudentie op het vlak van patenten en octrooien. De Belgische uitvinder achtte zich immers veilig en wel beschermd nadat hij prompt nationale en internationale uitvinderspatenten had aangevraagd. Toch zou hij zich uiteindelijk van miljoenen aan inkomsten beroofd zien. De booswicht van dienst was een enigszins malafide maar handige concurrent uit la Douce France, waar men (natuurlijk) nog vaak de roerzeef als een Franse uitvinding voorstelt…
Eureka !
Links: Coll. Francis Laurent
Het was de Waal Victor Simon, in 1888 geboren in het bescheiden Henegouwse dorpje Carnières, die eind 1927 de allereerste roerzeef bedacht. Simon woonde in die periode in de buurgemeente Morlanwelz, in de rue du Polychène, 125. (1) Hij had zijn vrouw Lucienne in de keuken horen foeteren over haar « maudit pilon » en haar hiermee zien prutsen bij het maken van soep. Zoals dat toen nog gebruikelijk was, probeerde ze met veel moeite groenten met een houten stamper te pletten, en vervolgens door een keukenzeef te rammen. Zo’n stamper bestond uit een steel, waarop een pletkop gevestigd was. Qua vormen bestonden er verschillende versies: sommigen leken wat op een Duitse steelgranaat, andere hadden een halfbolle pletkop. (2) Bij deze tijdrovende keukenactiviteit verschoof de zeef gemakkelijk, en de vertikale stampende beweging was vrij vermoeiend.
 Een keukenzeef op pootjes -hier bijna letterlijk- en een rekje met 3 houten stampers
Simon was afkomstig uit een arm gezin met 5 kinderen, die zich met veel koppigheid had weten op te werken. Als 10-jarige werkte hij als baksteendrager in een steenbakkerij, en op 15 ging hij mee onder de grond om het zwarte goud in een steenkoolmijn te ontginnen. Toch bleef hij steeds hopen om dit armoedig bestaan te kunnen overstijgen. Als 18 jarige schreef hij zich daarom aan de Industriële School van Morlanwelz in, waar hij een diploma in Industriële Electriciteit behaalde. Aan het begin van de 20ste eeuw was dit een opkomende discipline, waar veel toekomst in zat. Hij volgde nog heel wat bijkomende opleidingen, zodat hij voor het uitbreken van WO I diploma´s, getuigschriften en brevetten had behaald als industriëel tekenaar, monteur (ajusteur), mekanieker en electricien. Hij bouwde daarbij zowel een stevige praktische als theoretische kennis op.
 De industriële School van Morlanwelz
Het uitbreken van Wereldoorlog I belette hem evenwel meteen de vruchten van zijn inzet te kunnen olukken, de jaren van hard studeren te verzilveren. Na eerst bij een gevechtseenheid te hebben gediend, werd hij na een zware verwonding toegevoegd aan de telegrafie-eenheid van het leger.
Vermoedelijk werkte hij tussen 1918 en 1921 voor een « patron ». In 1921 richtte hij dan een eigen ateliertje op, en bood zijn diensten aan als plaatser van verlichting en kleine reparaties van motoren. In een latere fase begon hij motoren bij particulieren en kleine bedrijven te installeren. Een andere activiteit waarvoor hij dra klanten vond, was het opnieuw wikkelen van het koperdraad rond de spoelen van grote elektrische motoren. In zijn vrije tijd knutselde hij voortdurend allerlei toestelletjes ineen. Zo trachtte hij machines te bedenken die de baksteennijverheid zouden kunnen interesseren. Tot die heugelijke dag in 1927, toen zijn foeterende vrouw hem op de piste van een simpel maar uiterst praktische uitvinding voortstuwde.
De legende wil dat hij zo getroffen werd door dit beeld van moeizaam werk, dat hij in een flits een ingeving kreeg, om de moeizame taak van het fijnstampen van groenten door een zeef een flink stuk te verlichten. In plaats van een verticale en discontinue inspanning met een stamper dacht hij daarbij meteen aan een horizontale en continue beweging door middel van een draaizwengel.
Hij haalde er zonder dralen een notablok bij, en maakte met een paar pennentrekken een schets van wat later de eerste roerzeef zou worden. Uiteraard was zijn vertrekpunt een gewone zeef, die hij zo’n vorm meegaf, dat voedingswaren gemakkelijk naar de bodem zouden glijden. Hij voorzag bovenaan een soort draaizwengel, die in verbinding stond met een drijfas. Eén van de belangrijkste onderdelen van het keukentoestelletje dat hij ontwierp was de schoep onderaan deze as. Ook de vorm daarvan moest ervoor zorgen dat de voedingswaren systematisch naar de bodem werden geleid. De tekening maakt duidelijk hoe deze neerwaartse stroomrichting werd bereikt.
Het geheel van draaizwengel, as en schoep werd door een middenbalk in het centrum van de zeef vastgezet. Een veer zorgde ervoor dat men ook neerwaartse druk op de schroef kon uitvoeren, zodat deze de gemalen groenten door de bodem van de zeef perste. Deze bodem hield dan weer grove stukken zoals tomatenpellen, peulschillen, klokhuizen of pitjes tegen.
Prototype
 Coll. Francis Laurent
Simon was er meteen rotsvast van overtuigd, dat hij met zijn ontwerp een juiste en mogelijk lucratieve piste bewandelde. Hij liet er dan ook geen gras over groeien. Meteen ging hij op zoek naar iemand, die het concept in realiteit zou kunnen gieten. En waar ging de gemiddelde dorpeling in die tijd het eerste zoeken ? Juist ja, in hetzelfde dorp. Simon vond hier al gauw de geknipte persoon. Richard Denis was een handige blikslager, die met veel liefde voor het vak metaal bewerkte. Het was deze ambachtsman, die de allereerste roerzeef zou vervaardigen, op basis van de schets van Simon.
Met gespannen hart werd het toestel vervolgens in de keuken van de Simons uitgeprobeerd, met Lucienne als « testpiloot ». Meteen bleek dat Victor Simon’s optimisme gerechtvaardigd was geweest. Hoewel de uitvinding uiteraard nog wat kinderziektes vertoonde, waren de eerste proefnemingen bijzonder hoopgevend. Eén van de commentaren van Mevrouw Simon leidde ook naar de latere commerciële naam voor dit mechanisch hulpmiddel : de « Passe-Vite » was geboren.
Patentaanvraag
Mr. Simon besefte maar al te goed dat zijn eenvoudige maar praktische uitvinding ooit wel eens in miljoenen keukens zou terecht kunnen komen. Als hij de vruchten van zijn uitvinding wou plukken, deed hij er dus goed aan om zijn concept behoorlijk te laten registreren. Zo gezegd, zo gedaan. Op 4 februari 1928 diende hij te Morlanwelz een aanvraag in bij het Ministerie van Industrie, Werk en Sociale Zekerheid. In zijn patentaanvraag beschreef hij zijn toestel als"une passoire d´action rapide pour légumes et autres comestibles" dat toeliet om in 1 minuut groentenporties voor 8 personen voor te bereiden. De werking van het apparaat werd in een reclamebrochure uit wellicht de 1940´s als volgt omschreven:

Simon’s aanvraag werd op 31 maart goedgekeurd als Brevet n° 348610. Ondertussen was op 2 maart ook al de merknaam Passe-Vite officieel geregistreerd. In tussentijd bleef hij samen met zijn vrouw verder experimenteren, om het toestel nog te kunnen perfectioneren. Zo werd het metalen handvat uitgerust met een houten bol, die beter in de hand lag, en werd de vorm van de mengkom verbeterd. Ook deze verbeteringen maakten in juni 1928 het onderwerp uit van een aparte patentaanvraag.
De handelsbeurs van Brussel in 1928

Nu het apparaat min of meer op punt was, en zowel de naam als het mechanisme beschermd was door een Belgisch patent, diende de uitvinding wereldkundig gemaakt te worden. Een ideale manier om de potentiële consument te bereiken waren handelsbeurzen. Het echtpaar Simon besloot dan ook om aan de Handelsbeurs van Brussel 1928 deel te nemen. Richard Denis knutselde vlug-vlug een dozijn Passe-vite’s ineen, die op een bescheiden stand gedemonstreerd werden.
Er volgden maar liefst 500 bestellingen, dat terwijl er nog helemaal geen fabriekje of zelfs machines om de roerzeven op industriële schaal te kunnen produceren waren. Ook het procédé om de basisgrondstof van de Passe Vite, -blik- op een gelijkmatige manier te vertinnen, was nog niet helemaal op punt. Al deze nog te overbruggen moeilijkheden verklaren waarom de bestellingen uit 1928 uiteindelijk geannuleerd dienden te worden. De deelname aan de Handelsbeurs had echter bewezen, dat er zeker een markt voor het toestelletje bestond. De altijd wat riskante investeringen leken dus gerechtvaardigd.
Industriële productie
In 1929 besloten de Simons dat de tijd rijp was om aan serieproductie te beginnen. Simon verkocht voor de bescheiden som van 100 fr. de helft van de rechten op zijn uitvinding en de perfectioneringen die sedert de eerste patentaanvraag werden toegevoegd aan Richard Denis. Het bedrijfje Simon & Denis –een BVBA- zag in maart 1929 het levenslicht. En dat er geen gebrek aan ambitie was, bewijst wel hun aanvraag in hetzelfde jaar voor een eerste internationaal patent. Ook in onze buurlanden lag immers een enorme markt te wachten om ingepalmd te worden.
Het kleine atelier waar Simon koperdraad rond spoelen wikkelde, werd omgebouwd tot een eerste productie-eenheid. Al snel bleek de beschikbare oppervlakte aldaar veel te klein. Daarom werd een oude “Platinerie” aan de chaussée Brunehault te Carnières opgekocht. Het bedrijfje lag langs het riviertje de Haine, dat een op waterkracht aangedreven motor aandreef. Nadeel was wel dat het riviertje in de wintermaanden dichtvroor, en het ijs dan steeds eerst stukgeslagen moest worden.

 Coll. Francis Laurent
Begin jaren ’30 werd ook België getroffen door de economische crisis. Omdat roerzeven uiterst praktisch waren, en niet al te duur in aanschaf, leed het jonge bedrijfje niet onder deze barre economische omstandigheden. In tegendeel: de verkoop trok blijkbaar zo enorm aan, dat ook de nieuwe werkplaats al snel uit zijn voegen barstte. Omdat men zo niet bezig kon blijven met verhuizen, werd nu uitgekeken naar een productiesite die kon meegroeien met de bestellingen. In 1935 werden de nieuwe gebouwen in de Rue St Eloi, de latere Avenue du Centenaire te Carnières in gebruik genomen. Voordeel was dat er rond de fabriek nog voldoende ruimte was, om gebouwen toe te voegen, iets wat in de daarop volgende jaren ook zou gebeuren.
De firma veranderde omstreeks deze periode ook van juridisch statuut, en werd een NV. Op correspondentiestukken uit die periode werd met rode stempel dit nieuwe handelsrechtelijke vorm bijgedrukt.
 Enveloppe 1937
Briefhoofd 1931
 Briefhoofd medio 1930´s
Kapers op de kust

Wanneer grof geld op het spel staat, maakt men zich doorgaans niet al te veel goede vrienden. De Simon´s hadden het al snel aan de stok met een aantal andere ondernemers, die ofwel eigen versies van de Passe Vite op de markt wilden brengen, of die de distributie trachtten te monopoliseren.
Reeds in juli 1931, misschien zelfs nog eerder was er een rondschrijven van de firma om haar klanten te informeren dat een aantal « contrefacteurs » in de weer waren, om roerzeven van eigen fabricage te verkopen. De firma benadrukte, dat het zich genoodzaakt zag om hier streng juridische stappen tegen te ondernemen, geruggesteund door haar diverse patenten. Een andere manier om te zeggen, dat wie deze mogelijk goedkopere maar niet toegelaten versies aankocht, ermee rekening moest houden dat deze stock aangeslagen kon worden.
De grootste bedreiging kwam van over de grens, en meer bepaald uit Frankrijk…
Cocorico ! Mais quelle bonne idée !
Het gebeurt zo nu en dan wel eens, dat eenzelfde idee omstreeks dezelfde periode in verschillende landen bij verschillende uitvinders ontspruit. Dat was ondermeer het geval voor de straalmotor. In Groot-Brittannië was Frank Whittle reeds enkele jaren rond het concept bezig, maar hij vond geen steun voor zijn uitvinding ook in het echt uit te proberen. Maar ook in Duitsland bogen een aantal geleerden zich over deze piste. In 1939 testte de Duitse firma Heinkel met succes een eerste straalvliegtuig uit, enkele jaren na de eerste schetsen door Whittle.
Is iets gelijkaardigs gebeurd met de roerzeef, of is hier sprake van een geval van schaamteloos plagiaat ? In 1931, pas 4 jaar NA Simon diende ook de Fransman Jean Mantelet (1900-1991) een aanvraag in bij het Frans Ministerie voor Handel en Industrie, om een brevet te bekomen voor zijn roerzeef, de « Moulinette ». Als we Mantelet mogen geloven, ontstond zijn idee nadat zijn echtgenote Fernande hem een niet al te geslaagde puree had voorgeschoteld.
De aanvraag werd vergezeld door een reeks gedetailleerde tekeningen, waarop een toestel te zien was, dat als twee druppels op de Belgische voorloper leek. Ondanks het feit dat Simon’s internationaal brevet ook voor Frankrijk gold, werd de aanvraag van Mantelet blijkbaar toch goedgekeurd (brevet n° 732 100). Zonderling, omdat het idee van het al dan niet toekennen van patenten nu net inhoudt dat eerst een onderzoek moet worden uitgevoerd of er geen gelijkaardige aanvraag eerder werd behandeld. Wijst de toekenning van een patent aan Mantelet voor een toestel dat als twee druppels leek op dat van Simon op slordigheid ? Of op iets ergers ?

Wat er ook van zij, spoedig begon nu ook het bedrijf Mantelet & Boucher uit de Parijse voorstad Bagnolet grote hoeveelheden roerzeven te produceren, wat toeliet om de prijs stelselmatig te drukken. Volgens sommige schattingen verkocht het Franse bedrijf maar liefst 2 miljoen exemplaren tussen 1933 en 1935, ten nadele van Simon & Denis. De vraag bleef echter nog toenemen, zodat Mantelet & Boucher in 1936 een grotere fabriek in het Normandische Alençon opende. Hiermee werd een belangrijke bijdrage geleverd tot een economische heropleving van dit arme departement. De naam Manufacture d´emboutissagede Bagnolet Mantelet et Boucher » werd vervangen door hetkortere « Le Moulin-Légume ».
Tant pis voor de Normandiërs, bij Simon & Denis kon men alles behalve lachen met wat de Franse firma aan het uitvoeren was. Wanneer dit precies gebeurde is ons niet helemaal duidelijk, maar de Waalse firma diende alleszins een klacht in bij het Franse gerecht. In oktober 1938 –pas 6 jaar na de toekenning van een uitvindersbrevet aan Mantelet- liet de Franse justitie beslag leggen op een grote stock roerzeven van Mantelet in Lyon en omgeving.
De rechtbank van 1° aanleg en die van Hoger Beroep beschouwden de aanklacht van de Belgen als gegrond. De klacht over plagiaat werd tot twee maal toe aanvaard. Gezien er echter miljoenen op het spel stonden, besloot Mantelet in Cassatie te gaan. Maar dan brak WO 2 uit, en werd dit juridisch steekspel tijdelijk opgeschort.

 Sommige vrouwen dromen van diamanten en parels anderen van een mooie robuuste Passe Vite ! (1937)
De slogan van Simon & Denis luidde : « Passe-Vite est une passoire... toutes les passoires ne sont pas des Passe-Vite ». Dit mocht al waar zijn, maar gedurende jaren werden miljoenen roerzeven onder andere namen aan de man en vrouw gebracht, zonder dat de uitvinder daar een frank voor zou krijgen.


 Brochure: collectie Retroscoop Alleen al vanwege de vraagprijzen van toestellen en accessoires is deze reclamefolder uit wellicht de 1940´s bijzonder interessant
Simon & Denis hadden het ook aan de stok met een aantal distributeurs. Zo trachtte een belangrijke Belgische ijzerwarenhandel het monopolie op de distributie te verkrijgen, met het dreigement anders het toestel te zullen boycotten. Mooi geprobeerd, maar naar verluidt werd de onderhandelaar in vriendelijke maar niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat hij op zijn kin kon kloppen.
De oorlogsjaren
 Briefhoofd uit 1940
In 1939 vielen Duitse troepen Polen binnen, na een schertsincident rond Gleiwitz. In mei 1940 rolde de Duitse militaire pletwals ook over ons land.
De Tweede Wereldoorlog zou al vlug tal van bevoorradingsproblemen voor heel wat bedrijven met zich meebrengen. Voor het bedrijfje Simon & Denis vertaalde zich dat ondermeer in problemen om aan voldoende tin te geraken. Net zoals het geval is bij conservenblikken, werd het blik voor roerzeven door middel van electrolyse vertind. (In het Frans wordt dit vertind materiaal « fer-blanc » genoemd). Reeds op 12 oktober 1940 bracht de firma haar klanten « à notre grand regrèt » ervan op de hoogte, dat het onmogelijk werd om alle bestellingen te kunnen honoreren. De zoektocht naar een eerlijke (équitable) verdeling van de leveringen leidde er toe dat Simon & Denis als verdeelsleutel de bestellingen uit 1938 zou gebruiken. De firma hoopte –maar durfde zich zelfs daartoe niet te engageren- dat het in de daaropvolgende maanden ongeveer 30 % van de toen bestelde kwantiteiten zou kunnen leveren. Op amper 5 maanden tijd was er dus heel wat voor de firma veranderd.
Tijdens de oorlogsjaren werd daarom al snel overgeschakeld op de productie van keukenweegschalen. Dit liet trouwens ook toe om de arbeiders in België te houden. Ondanks grote bestellingen door de Duitse bezetters, zou de firma geen enkel toestel aan de Duitsers hebben geleverd. Hoe het hierin slaagde, zonder de toorn van de Oberbefehlhaber für Belgien und Nord-Frankreich op te wekken is niet helemaal duidelijk. Het zou alleszins een interessant onderwerp vormen voor een thesis.
Van zodra de oorlog ten einde was, en weer voldoende tin voorradig was, werd de productie van roerzeven weer op gang getrokken. Maar de Waalse firma had ook nog een appeltje te schillen met Jean Mantelet. Tot hun verbazing zouden de Belgische ondernemers echter in het zand bijten…
|